Echte inclusie betekent overal ruimte voor verschillen

Het denken in termen van verschil wordt door de inclusiebeweging verdonkeremaand, betogen Simon van der Weele en Femmianne Bredewold op deze site. Volgens hen voert het gelijkheidsdenken de boventoon. Emeritus lector Doortje Kal herkent zich daar niet in.

Ik schrijf deze reactie op het artikel van Simon van der Weele en Femmianne Bredewold als emeritus bijzonder lector kwartiermaken.  Kwartiermaken staat voor werken aan ruimte voor anders-zijn, ruimte voor verschil.

Het andere moet kans krijgen om in zijn andersheid te verschijnen

Ik zie het apart benoemen van het anders-zijn als een tussenstap omdat het ‘niet benoemen’ mensen die kampen met uitsluiting niet uit de marge haalt. Het andere moet kans krijgen om in zijn andersheid te verschijnen. De tussenstap is nodig, juist om uitzicht te bieden op inclusie. Ze behoedt voor een gelijkmakende assimilatie waarin geen erkenning bestaat voor verschil.

Ik herken mij dan ook niet in de bewering van Van der Weele en Bredewold dat de inclusiebeweging geen aandacht heeft voor verschil en zal uitleggen waar ik dat op baseer.

Uitsluitende werking van normaliteit

Zo onderstreept Gustaaf Bos in zijn proefschrift Antwoorden op andersheid (2016): ‘Niemand is in zijn eentje vreemd. Je bent alleen door elkaar vreemd, je bent altijd onderdeel van iemands anders-zijn.’

Dat betekent volgens hem allerminst dat we net zo goed niets kunnen doen

De Duitse fenomenoloog Waldenfels (2011) waarschuwt ervoor dat hetgeen voor ons vreemd is beter niet beschouwd kan worden als een op te lossen probleem, maar eerder als een stimulus die ons steeds wekt uit ‘de slaap van de normalisatie’. Dat de manier waarop wij met intermenselijke verschillen omgaan altijd onvolmaakt zal zijn en zal blijven schuren, betekent volgens hem allerminst dat we net zo goed niets kunnen doen. Integendeel: de erkenning van de gebrekkigheid van onze pogingen dwingt tot aanhoudende bezinning op de uitsluitende werking van die normaliteit.

Wat gebeurt er als de instituten worden opgeheven?

Ook bijzonder hoogleraar Herman Meininger zegt dat met zoveel woorden. Hij vraagt zich af wat er gebeurt als de instituten worden opgeheven (2013). Gaan de gedeïnstitutionaliseerden dan ook echt andere mensen ontmoeten, verbinden die anderen zich met hen en trekken zij samen op? In wat voor ‘ruimte’ gebeurt dat en wat betekent dat voor de samenleving als geheel?

Michel Foucault kritiseerde de klassieke heterotopieën: gevangenissen, psychiatrische inrichtingen en tehuizen voor mensen met een verstandelijke beperking. Hij ziet ze als symptomen van een samenleving die afwijkend gedrag buiten de deur wil houden.

Afkeer van afwijkend gedrag

Al een aantal decennia is een proces van deïnstitutionalisering gaande, maar – vraagt Herman Meininger zich af – zijn er heterotopieën in positieve zin ontstaan? Veel school, werk en vrije tijd wordt nog steeds gesegregeerd doorgebracht. Veel voormalige ‘patiënten’ hebben nog nauwelijks de kans gekregen om van patiënt burger te worden.

Ruimtelijke herlocatie blijkt geen voldoende voorwaarde voor participatie

Ruimtelijke herlocatie blijkt geen voldoende voorwaarde voor participatie in en door de gemeenschap en het hebben van sociale relaties. De vraag is of de discriminerende context niet te veel ongewijzigd is gebleven en of de structurele uitsluitingsprocessen niet te veel ongemoeid zijn gelaten.

Zijn we ons wel bewust van het inherent normatieve karakter van het alledaagse?

Als gevolg van dit voorbijgaan aan bredere maatschappelijke processen van uitsluiting worden mensen met een beperking maar al te gemakkelijk gegoten in de mal van de moderne, zelfbewuste, assertieve burger. Het anders-zijn wordt genegeerd, ontkend of geherinterpreteerd als 'gewoon' een andere variant van de menselijke soort. Daarbij wordt de diepgewortelde afkeer van afwijkend gedrag gemaskeerd.

Andere heterotopische ruimte

Zijn we ons wel bewust van het inherent normatieve karakter van het alledaagse, het zogenaamd ‘normale’? De disciplinerende macht die zich manifesteerde in de instituten (de klassieke heterotopieën) is niet verdwenen. Herman Meininger (2013) stelt dat de disciplinerende monoculturen nog voluit bestaan. De uitsluitingsprocessen hebben veel diepere wortels.

De nieuwe heterotopie is een relationele ruimte, een ruimte van ontmoeting

De verwaarlozing van de ‘diepe uitsluiting’ gaat hand in hand met een gebrek aan bewustzijn van de mogelijke opening van een andere heterotopische ruimte, één die niet aan een fysieke ruimte is gekoppeld, maar die bestaat in de betrekkingen tussen mensen die leven in de marge en mensen die leven in het centrum van de samenleving.

De nieuwe heterotopie is een relationele ruimte, een ruimte van ontmoeting, waar mensen die voor elkaar anders zijn elkaar tegenkomen en met elkaar leren communiceren; een ruimte waarin men door de ontmoeting niet blijft wie men was. De nieuwe heterotopieën openen een ruimte waarin het hoofd geboden kan worden aan de verschillen, vooroordelen en weerstanden die opgeroepen worden door de onderlinge vreemdheid.

Welke verhalen moeten worden verteld om nieuwe morele ruimte te doen ontstaan?

De vraag is hoe de ‘ontmoetingen’ tot een transformerende kracht uit kunnen groeien, het homotopische (gelijkheids)denken in de samenleving kunnen terugdringen. Hoe creëren we wijken waar mensen niet anoniem zijn voor elkaar en zich los kunnen maken van de disciplinerende, assimilerende en annexerende krachten die de samenleving beheersen? Welke verhalen moeten worden verteld om nieuwe morele ruimte te doen ontstaan? Hoe kunnen we een permanente broedplaats en een permanent oefenterrein worden voor een alternatieve sociale ordening?

Kunst van het niet verstaan

Tegen het gelijkheidsdenken pleit in zekere zin ook theoloog Miroslav Volf als hij opkomt voor de kunst van het niet verstaan (1996) – wat natuurlijk extra speelt bij mensen met een ernstige verstandelijke handicap, maar denk ook aan mensen met ernstige psychiatrische problemen. Volf constateert dat er grenzen zijn aan het verstaan van de ander. Daarom acht hij het van essentieel belang dat men zich de vaardigheid weet te verwerven om de ander niet te verstaan.

Dat wat voor iemand belangrijk is, kan niet geuit worden in de dominante taal

Daarmee roept hij ertoe op niet toe te geven aan de hardnekkige reflex om de ander te verstaan binnen het eigen voorgegeven referentiekader. Een dergelijke weigering opent zijns inziens creatieve mogelijkheden tot een nieuw en beter wederzijds verstaan.

Omgaan met ‘onpresenteerbaar lijden’

Eigenlijk lijkt het erop dat Bredewold en Van der Weele menen met een centraal begrip binnen kwartiermaken van doen te hebben, namelijk het begrip ‘strijdigheid’ (filosoof Jean-François Lyotard in Brons, 1997): iets wat er is (verschil) mag er niet zijn en dat doet pijn – in de woorden van ervaringsdeskundige Denis Akkerman. Het verschil krijgt huns inziens alleen ruimte in de instelling, niet daarbuiten.

Lyotards begrip strijdigheid gaat over ‘onpresenteerbaar lijden’: dat wat voor iemand belangrijk is, kan niet geuit worden in de taal die op dat moment dominant is. Het participatie- of het gelijkheidsvertoog kan als zo’n vertoog gezien worden.

Kwartiermakers werken aan een gevoeligheid voor deze strijdigheid in de samenleving

Op het moment dat jij helemaal niet aan participatie toe bent (of niet aan het soort participatie dat jij opgedrongen krijgt), brengt die manier van spreken je in een positie van schaamte en isolement omdat je niet in de gelegenheid bent nee te zeggen. Kwartiermakers werken precies daarom aan een gevoeligheid voor deze strijdigheid in de samenleving.

Kortom: ik ben het eens met de auteurs dat gelijkheidsdenken funest is, maar ik ben het oneens met hun conclusie dat de beweging voor inclusie dat over het hoofd ziet. Inclusie gaat juist over iets buiten het gewone doen voor een buitengewone ander.

Doortje Kal is emeritus bijzonder lector kwartiermaken

 

Afbeelding: Hakim Traïdia

Bronnen

Dit artikel is 537 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. Eerrlijk gezegd is dit een ingewikkeld debat. Ik neig ernaar Doortje Kal te steunen in haar streven om verschil te benoemen op weg naar erkenning en gelijkheid.
    Het debat over gelijkheid is verwarrend. Ik heb veel baat bij de benadering door Pierre Rosanvallon in diens (onvertaalde) ‘Les epreuves de la vie” (2021), die een sterk pleidooi voert voor het trots mogen zijn op verschillen.en voor het ervaren van zin in het anders zijn dan een ander. Hij voert hiervoor het begrip singulariteit op dat zich lastig laat vertalen.Het gaat om de erkenning van ieders uniciteit. En zo blijkt dat gelijk(waardig)heid en bijzonder zijn goed zijn te verenigen..

  2. We vinden het leuk om te zien dat ons artikel tot denken beweegt. Wel zijn we van mening dat dit artikel ons punt op twee manieren niet goed weergeeft.

    1. Doortje Kal schrijft: “Het verschil krijgt huns inziens alleen ruimte in de instelling, niet daarbuiten.” Dat klopt niet: wij zien wel degelijk ook buiten instellingen ruimte voor verschil. Wel zien we dat terreinen meer ruimte maken voor verschildenken dan veel zorgaanbieders in de wijk. Zoals wij in het artikel schrijven: “Terreinen kunnen zelfs verschildenken ‘in de wijk’ inspireren, want daar is dit denken nog geen gemeengoed.”

    2. Doortje Kal schrijft: “Ik herken mij dan ook niet in de bewering van Van der Weele en Bredewold dat de inclusiebeweging geen aandacht heeft voor verschil.” Wij herkennen ons ook niet in die bewering en die maken wij dan ook nergens. We hebben het ook nergens over ‘de inclusiebeweging’ als zodanig. We stellen slechts dat de dominante invulling van inclusie in beleid en onderzoek gestoeld is op gelijkheidsdenken. Daarvoor dragen we als voorbeeld de Nationale strategie voor de implementatie van het VN-Verdrag handicap aan.

  3. Vaak is een kunstenaar duidelijker dan menig wetenschapper. Zo bijvoorbeeld de schtijver David Grosman, over de spanning tussen vriheid en gelijkheid in “De prijs die we betalen”:
    ” Gelijkheid is het startpunt van burgerschap. Deze maakt opperste vrijheid mogelijk: de vrijheid om anders te zijn en toch gelijk aan ieder ander”.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *